K o f f i e , t h e e e n d a t w a t i k v e r g e t e n b e n
‘Aargh, wat is dat voor herrie’, ik schrik wakker en druk gelijk mijn handen tegen mijn oren. Naast mij hoor ik een vrouw, waarvan ik denk dat ze minstens tachtig jaar gerookt moet hebben, en vijfenzeventig daarvan schreeuwend heeft door gebracht, want serieus, zo’n afgetakelde, kraaiende stem heb ik nog nooit gehoord. De vrouw blijft maar roepen: “Schwester es tut so weh”. Ja jouw geschreeuw “doet weh” heks, mompel ik in mezelf. Ik begrijp niet, dat ze niet buiten adem raakt. Het mens varieert van “Schwester es tut soooooo weeeeh” en “Schwester, Schwester”.
Ik kijk om me heen of er iets is, wat ik naar haar toe kan gooien, maar er ligt niks binnen handbereik. Niet dat het veel zou helpen, want er hangt een groot gordijn tussen ons in. Dan zie ik boven mijn hoofd een belletje bungelen en krijg ik de geniale ingeving om een paar keer op het ding te drukken. Al snel komt er een zuster gehaast, en behoorlijk geïrriteerd, aangelopen. Ze vraagt iets in het Duits aan mij en aangezien de Duitse taal en ik geen al te goede vrienden zijn, wijs ik naar het gordijn. Ik hoop maar dat de verpleegkundige slim genoeg is om te begrijpen dat ik duid op het verschrikkelijke gekrijs naast mij, wat mijn al kloppende hoofd niet veel goeds doet. En ja… gelukkig snapt ze het en snauwt wat tegen het oude mens dat daarna eindelijk stil is.
Ik moet weer ingedut zijn, want het is opeens licht in de kamer. Iets wat trouwens vreselijk veel pijn doet aan mijn ogen. Dan komen mijn ouders gehaast en helemaal over hun toeren de kamer binnen rennen.
“Mam doe eens rustig” zeg ik tegen haar terwijl ik probeer recht op te gaan zitten. “Aaaauw!!”, schreeuw ik keihard, “wat is er met mijn buik aan de hand?”. “Lieverd je kan gewoon Nederlands spreken”, zegt mijn moeder. Ik kijk haar stomverbaasd aan. “Welke taal denk je dat ik spreek dan?”. “Engels meisje”, antwoordt ze, “spreek nu maar gewoon Nederlands”.
Ik kijk haar nog een keer verbaasd aan en vraag haar nogmaals waar die ‘verrekte’ pijn in mijn buik en trouwens ook in mijn hoofd vandaan komt. “Je ligt in het ziekenhuis meissie, je hebt een ongeluk gehad”.
Ik kijk verrast om mij heen en moet inderdaad concluderen dat ik in het ziekenhuis ben. Ik lig in een klein kamertje, dat verdeeld wordt door een groot gordijn, waar achter flink gesnurk vandaan komt. Om mij heen staat allemaal apparatuur en in mijn hand zit een infuus.
“Doe je dekbed maar eens omhoog” zegt mijn vader en als ik dat doe roep ik met een gilletje. “Hé, kijk mijn been zit in het gips, hoe kan dat?” “Je hebt een ongeluk gehad lieverd en ligt in het ziekenhuis”, antwoordt mijn vader met een diepe zucht. Ik kijk om me heen, en zie dat ik inderdaad in het ziekenhuis lig. De kleine kamer is helemaal wit en in het midden hangt een groot gordijn dat de kamer in tweeën deelt.
Net op dat moment komt er een zuster binnen lopen met een karretje. “Ik kom even je bloeddruk opmeten jongedame en ik heb ook een kopje thee voor je moeder en een kopje koffie voor je vader mee genomen”. Ik moet lachen! “Dat is grappig” zeg ik. “Hoe wist u dat mijn vader graag koffie drinkt, en mijn moeder een echte theeleut is?”
“Dat heb je me vannacht verteld”, krijg ik als antwoord. Ik kijk de vrouw aan en vermoed dat ze behoorlijk labiel moet wezen. Ze zal mij wel verwarren met iemand anders, want ik heb haar nog nooit eerder gezien. Laatstaan dat ik haar verteld heb over mijn ouders hun drinkgewoontes.
Als ze wegloopt zie ik mijn ouders met beteuterde gezichten zitten. “Wat doen jullie hier eigenlijk?” vraag ik. “Je hebt een ongeluk gehad meissie, je ligt in het ziekenhuis.” Ik kijk om me heen en zie dat dit inderdaad het geval is, naast mij hangt een groot gordijn waar een luid gesnurk achter vandaan komt. Ik kijk naar mijn hand en zie dat daar een infuus in zit.
“Trek het dekbed maar eens omhoog”, zegt mijn vader. Als ik dit doe zie ik dat mijn been in het gips zit en geef een gilletje. “Hoe kan dat nou weer?” Mijn moeder antwoordt – en ik denk dat ik nog nooit zo’n angstige blik in haar ogen heb gezien- “je hebt een ongeluk gehad lieverd”.
Drie jaar geleden liep ik door een ongeluk niet-aangeboren hersenletsel (NAH) op. De dag waarop mijn leven voorgoed veranderende. Prikkels, een woord wat eerder niks voor mij betekende, bepaalt nu mijn hele leven. Tijdens het revalideren leerde ik me een nieuwe leefwijze aan. Ik leerde over een nieuwe dagindeling, lagere verwachtingen en een heel andere denkwijze. Hulp vragen was iets wat ik normaal moest gaan vinden, zelfstandigheid was geschiedenis en een drukke dag hebben hield opeens iets heel anders in.
Ook voor mijn omgeving was het leren er mee omgaan. Ik kan niet zomaar even meer de trein pakken om een vriendin te bezoeken of een dagje weg. Gelukkig heb ik fantastische mensen om mij heen en stapje voor stapje kom ik steeds verder. Niet hoe ik gedacht had, maar wel waar ik trots op ben. Ik heb geleerd dat je niks als vanzelf mag beschouwen. Ik weet hoe je kunt genieten van de kleine dingen. Ik begrijp dat de buitenkant niks zegt en hecht waarde aan zo veel meer!
Voor mij is het sinds mijn ongeluk helaas niet meer mogelijk om een studie te volgen of te werken. Daarom ga ik naar dagbesteding. Een woordje waar ik in het begin veel moeite mee had. Mijn dagbesteding is in Norg bij de praktijk/het atelier van Ilona Molenaar, waar ik onder begeleiding van kunstenaren mijzelf mag ontwikkelen. Een dagdeel duurt twee uur waarin we vaak een half uurtje koffie drinken en daarna bezig gaan met een eigen gekozen project.
Waar ik ontzettend bang was dat ik alleen nog maar tuintjes kon gaan harken of op een plek zou belanden waar ik als een kind onder curatele zou staan, kwam ik terecht bij Ilona. Hier word ik niet in een ‘afgekeurd’ hokje gestopt. Ik ontwikkel me dan misschien niet meer zoals de ‘standaard’ mens, maar ik ontwikkel me als Ilana. Iemand die blijkbaar kan genieten van schilderen en die vol zit met ideeën. Iemand die meer kan dan afgekeurd zijn.
Naast dat ik in het atelier kan maken waar mijn meest gekke en verrassende gedachtes me brengen. Ontmoet ik daar ook bijzondere, dappere, maar vooral inspirerende mensen. Niet-aangeboren hersenletsel is namelijk iets wat iedereen kan overkomen, daardoor krijg je de meest verschillende gezelschappen. We hebben allemaal een verhaal, allemaal iets verloren en allemaal gevochten. Iets wat ondanks de verschillen in soorten, maten en leeftijd een band schept.
‘I may not have gone where I intended to go, but I think I have ended up where I needed to be.’
– Douglas Adams-
****
Wil jij op de hoogte blijven van Ilana en haar prachtige creaties? Dat kan via http://www.ikbenilana.nl